De eerste gevelstenen werden zowel van hout als van steen gemaakt. Van de houten exemplaren is alleen het ‘Zeilend scheepje’ op de hoek Hogepol en Koningstraat bewaard gebleven. Het was vroeger gebruikelijk om met uithangborden of – tekens aan te geven wie in een bepaald huis woonde en wat zijn beroep was. Het gebruik van gevelstenen is een typisch Nederlands verschijnsel, dat in de 16e eeuw ontstond. In het buitenland kun je ook wel gevelstenen tegenkomen, maar dat heeft te maken met de Nederlandse handelaren die daar waren. Ook het gebruik van woordgrapjes en spreuken was typisch Nederlands en erg populair. Gevelstenen waren bedoeld om het ene huis van het andere te onderscheiden in een tijd dat de meeste mensen nog niet konden lezen of schrijven. De gevelstenen waren meestal van een ambachtsman of koopman en waren er ook in plaats van de huisnummers die toen nog niet bestonden. De afbeelding of de tekst op een gevelsteen had te maken met de bouwer, de bewoner, eigenaar of gebruiker van het gebouw. Ze werden meestal halverwege de gevel ingemetseld. Bij het gebruik van de kleuren is er vaak sprake van symboolkleuren, die een kenmerkende eigenschap van een persoon uitdrukken: zwart voor smart, rood voor bloeddorst en wit als teken van reinheid. Zoals de kleuren op wapenschilden maar één doel hadden: de strijders moesten van veraf te herkennen zijn aan de kleuren. Vaak komen bijbelse- en mythologische figuren of fabeldieren als eenhoorns voor op de stenen. Ambachtslieden gebruikten meestal vaste symbolen. Zo duidde een koe of ossenkop een slager aan, een troffel een metselaar en een sleutel een smid. De schoenmaker hing een leest of een laars voor zijn deur, de grutter (= kruidenier) een molen en de kleermaker een schaar.
Deze fraaie gevelsteen is bekend onder de naam ‘de Gekroonde Mosterdmolen. We zien op deze steen een paard dat een tredmolen in beweging zet. De door het zwarte paard aangedreven tredmolen drijft op zijn beurt weer twee molenstenen aan. Helaas staat op de steen geen jaartal, maar de steen dateert uit de 18e eeuw. Het is een forse gevelsteen met een hoogte van 59 cm en een breedte van 68 cm. Je kunt de steen vinden aan het Noorderbolwerk 6.
Tussen de ramen op de eerste verdieping van het pand op de hoek van de Fetze en de Boterstraat schittert deze gevelsteen ons tegemoet. De schittering wordt veroorzaakt door de op de steen weergegeven GULDEN BUTTERTON met bovenaan in zwarte cijfers het jaartal 1643 en onderaan het jaartal 1911. Het eerste jaartal verwijst naar het jaar van plaatsing, het betreft hier dus een 17e eeuwse gevelsteen. Misschien ten overvloede wordt onderaan de steen nog eens in grote letters duidelijk vermeld dat het hierom ’De GULDEN BUTTERTON’ gaat. De afmeting van de steen zijn 78 x 50 cm.
De goudkleur en het ’gulden’ verwijzen naar de geelachtige kleur van zomerboter (de winterboter was bleker omdat de koeien dan langer op stal stonden) en ongetwijfeld ook naar de voorspoed die de landbouw en de boter bracht. Deze gevelsteen kun je vinden in de Boterstraat op nummer 2
Halverwege de Boterstraat vinden we op de gevel van nummer 6 een gouden zeepaardje met een mooie krul in zijn staart, met korte voorpootjes, opduikend uit een blauwe branding. Ook zien we nog bloeiende vergeet-mij-nietjes op deze gevelsteen. Deze gevelsteen heeft de vorm van een wapenschild waarop het zeepaardje is afgebeeld, met daaronder een halfrond tekstvlak met de tekst : ‘INT VE GULD SEEPEERT 1656’ omgeven door een dikke, gekrulde lijn. Aan die spelling te zien werd de steen gemaakt door een Dokkumer steenhouwer. Het zeepaard was het paard van Neptunus. De zeepaarden trokken de koets van de zeegod door de oceanen en zijn dochters, de Nereïden, reden op hun ruggen. Zeepaarden zijn dus mythologische fabeldieren uit sterke zeemansverhalen en het waren geliefde symbolen voor uithangborden en gevelstenen van zeemanskroegen. Aangezien Dokkum in de 17e eeuw Admiraliteitsstad was en toen nog een open verbinding met de Noordzee had via het Grootdiep, ligt het voor de hand dat hier ook de nodige kroegen voor het vertier van het scheepsvolk waren.
In een voormalig pakhuis aan de wortelhaven zit hoog in de topgevel een ingemetselde rechthoekige gevelsteen. Op de gevelsteen staat in het midden een zwarte rechterhand afgebeeld met aan beide kanten het jaartal 17 54. Onderaan de steen zijn de namen S : DOUWES HANSMA en S IACOBS VERHOEK gebeiteld. Je moet meteen denken aan het geheime genootschap van Pietje Bell, maar het boek geschreven door Chris van Abkoude werd geschreven rond 1914 en toen was dit steentje al meer dan twee eeuwen in Dokkum te bewonderen. Dokkum had dus toen al zijn eigen ‘Zwarte Hand’ en deze vindt zijn oorsprong in de familienaam van de belangrijke brouwersfamilie Han(d)sma. De geschiedenis van dit pakhuis is namelijk nauw verweven met die van ‘De Gouden Hand’ iets verderop op de hoek met de vleesmarkt. Er werd wel gezegd dat men in ‘De Gouden Hand’ schone handen hield, terwijl het werkvolk hier op de Wortelhaven zwarte handen kreeg van het vieze werk… Het pakhuis aan de Wortelhaven 6 was langetijd in gebruik als cichoreidrogerij. In het begin van de 19e eeuw was de handel in gedroogde wortelen, de cichorei, rond Dokkum tot grote bloei gekomen. Cichorei was een surrogaat voor koffie en thee, die schaars en onbetaalbaar waren geworden. Dokkum werd een centrum voor de verwerking, het haken, drogen en malen van de chichoreiwortelen. De wortels werden aangevoerd via het Woudpypke en de Wortelhaven. Hier stonden pakhuizen en chichoreidrogerijen, waarvan het pand met de Zwarte Hand er één was.
The first bricks were made of both wood and stone. The only copy of the wooden tablet that has been preserved is that of the ' Sailing Boat '. You can find it on the corner of de Hogepol and de Koningstraat. It used to be common to show with signs or marks who lived in a particular House and what was his job. The use of tablets is a typical Dutch phenomenon, that started in the 16th century. Abroad you can also find tablets, but that has to do with the Dutch traders who have there . Also the use of Word jokes and Proverbs was typical Dutch and very popular. Tablets were meant to distinguish one House from the other out at a time when most people could not read or write. The bricks were mostly of an artisan or merchant and there were also in stead of the House numbers did not exist at that time. The image or the text on a tablet had to do with the Builder, the occupant, owner or user of the building. They were usually bricked half way through the facade. When using the colors there is often talk of symbol colors, which express a characteristic feature of a person: black for smart, red for blood thirst and white as a sign of cleanliness. Just like the colors on coats of arms had only one goal: the fighters had to be recognise from afar to the colors. Often, biblical and mythological figures or mythical creatures as unicorns appear on the stones. Craftsmen used usually fixed symbols. So denoted a cow or a head of an ox a butcher, a trowel a Mason and a key a blacksmith. The cobbler hung a last or a boot in front of his door, the grutter (= grocery store) a mill and the tailor scissors.
This beautiful stone is known under the name ' the crowned mustard mill. On this stone we see a horse that gets roling a treadmill. The black horse powered treadmill floats on turn two mill stones. Unfortunately, no year is on the stone, but the stone dates back to the 18th century. It is a strong tablet with a height of 59 cm and a width of 68 cm. You can find the stone het Noorderbolwerk number 6.
Between the Windows on the first floor of the building on the corner of de Fetse and de Boterstraat shines this tablet towards us. The glittering is caused by the golden butterbarrel that is represented on the stone. At the top you can find in black figures the year 1643 and at the bottom of the year 1911. The first year refers to the year of deployment, it is therefore a 17th century tablet. Perhaps unnecessarily is at the bottom of the stone again in big letters clearly stated , ' DE GVLDEN BVTTERTON '. The size of the stone is 78 x 50 cm.
The gold color and the ' golden ' refer to the yellowish color of summer butter (winter butter was bleacher because the cows were on stable longer in the winter) and, no doubt, to the prosperity that was brought by the agriculture and the butter. This tablet can be found in the Boterstraat on number 2.
Halfway through the Butterstreet we find on the façade of number 6 a golden seahorse with a beautiful curl in its tail, with short front legs, popping up from a blue wave breakers. We also see flowering forget-me-nots on this tablet.The form of this tablet is a coat of arms on which the hippocampus is depicted, with underneath a hemisphere type area with the text: ' INT VEGULD SEEPEERT 1656 ' surrounded by a thick, curly line. To see to the spelling the stone was made by a Dokkumer stonemason. The sea horse was the horse of Neptune. The seahorses pulling the coach of the sea-God through the oceans and his daughters, the Nereids, were driving on their backs. Seahorses are mythological fable animals from strong sailors ' stories and were popular symbols for signs and plaques from sailor taverns. Since Dokkum was Admiralty town in the 17th century and at that time still had an open connection to the North Sea via het Grootdiep, it is clear that here were also the necessary pubs for the entertainment of the crew.
In a former warehouse at the Wortelhaven is build high in the facade a built-in rectangular tablet. On the memorial tablet is shown in the Middle a black right hand with on both sides the date 17 54. At the bottom of the stone the names S: DOUWES HANSMA and S IACOBS VERHOEK are chiseled. You should immediately think of the secret society of Peter Bell, but the book written by Chris van Abkoude was written around 1914 so back then this stone was for more than two centuries in Dokkum. So at that time Dokkum had his own ' Black Hand ' and this one finds its origin in the family name of the major Brewers family Han(d)sma. The history of this warehouse is closely intertwined with that of ' the Golden Hand ' just down on the corner with the Vleesmarkt. It was said that someone who worked in ' the Golden Hand ' kept clean hands, while the work people who worked here on the Wortelhaven got black hands of the dirty work ... The warehouse at the Wortelhaven 6 was for a long time used as chicory dryer. In the beginning of the 19th century, the trade in dried carrots, chicory, around Dokkum flourished. Chicory was a surrogate for coffee and tea, which had become scarce and prohibitively expensive. Dokkum became a Center for processing, (het haken), drying and grinding of the chichoreiroots. The roots were delivered through het Woudpypke and the Wortelhaven. Here were warehouses and chichory dryer, of which the property with the tablet of the Black Hand was one.
De earste gevelstiennen waarden sawol fan hout as fan stien makke. Fan de houten eksemplaren is allinne it ‘Zeilend scheepje’ op de hoeke Hogepol en Koningstraat bewarre bleaun. It wie earder gebrûklik om mei úthingboerden of – tekens oan te jaan wa’t yn in bepaald hûs wenne en wat syn berop wie. It gebrûk fan gevelstiennen is in typysk Nederlânsk ferskynsel, dat yn de 16e ieu ûntstie. Yn it bûtenlân kinsto ek wol gevelstiennen tsjinkomme, mar dat hat te meitsjen mei de Nederlânske hannelsman dy dêr wiene. Ek it gebrûk fan wurdgrapkes en spreuken wie typysk Nederlânsk en slim populêr. Gevelstiennen wiene bedoeld om it iene hûs fan it oare te ûnderskieden yn in tiid dat de measte minsken noch net lêzen of skriuwen koene. De gevelstiennen wiene meastal fan in ambachtsman of keapman en wiene der ek yn plak fan de hûsnûmers dy’t doe noch net bestiene. De ôfbylding of de tekst op in gevelstien hie te meitsjen mei de bouwer, de bewenner, eigner of brûker fan it gebou. Hja waarden meastal healwei de gevel ynmitseld. By it gebrûk fan de kleuren is der faak sprake fan symboalkleuren, dy in tekenjende eigenskip fan in persoan útdrukke: swart foar smert, read foar moardsucht en wyt as teken fan suverens. Lykas de kleuren op wapenskylden mar ien doel hiene: de striders moasten fan fierôf te werkenne weze oan de kleuren. Faak komme bibelske- en mytologyske figueren of fabeldieren as ienhoarn foar op de stiennen. Ambachtslju brûkten meastal fêste symboalen. Sa betsjutte in ko of oksekop in slachter, in troffel in mitseler en in kaai in smid. De skuonmakker hong in lêst of in lears foar syn door, de grôtmakker (=kruidenier) in mûne en de kleanmakker in skjirre.
Dizze fraaie gevelstien is bekend ûnder de namme ‘de Kroande Mostermole. Wy sjoche op dizze stien in hynder dy’t in tredmolen yn beweging set. De troch it swarte hynder oandreaune tredmolen driuwt op syn bar wer twa molestiennen oan. Spitigernôch stiet op de stien gjin jiertal, mar de stien datearret út de 18e ieu. It is in fikse gevelstien mei in hichte fan 59sm en in breedte fan 68 sm. De stien is te finen oan it Noorderbolwerk 6.
Tusken de finster ruten op de earste ferdjipping fan it gebou op de hoeke fan de Fetze en de Bûterstrjitte skitteret dizze gevelstien ús temjitte. De skittering wurdt feroarsake troch de op de stien werjûn gouden bûtertonne mei boppeoan yn swarte sifers it jiertal 1643 en ûnderoan it jiertal 1911. It earste jiertal ferwiist nei it jier fan pleatsing, it giet hjir dus om in 17e ieuske gevelstien. Faaks ta overvloede wurdt ûnderoan de stien noch ris yn grutte letters dúdlik neamd dat it hjir om ’De GVLDEN BVTTERTON’ giet. De ôfmjittings fan de stien binne 78 x 50 sm.
De goudkleur en it ’gulden’ ferwize nei de gieleftiche kleur fan simmerbûter (de winterbûter wie blikker om't de kij dan langer op stâl stiene) en sûnder mis ek nei de foarspoed dy't de lânbou en de bûter brocht. Dizze gevelstien is te fine yn de Bûterstjitte op nûmer 2
Healwei de Bûterstjitte fine wy op de gevel fan nûmer 6 in gouden seehynderke mei in moaie krul yn syn sturt, mei koarte foarpoatsjes, opdûkend út in blauwe brâning. Ek sjoche we noch bloeiende vergeet-mij-nietjes op dizze gevelstien. Dizze gevelstien hat de foarm fan in wapenskyld wêrop it seehynderke ôfbylde is, mei dêrûnder in healrûn tekstflak mei de tekst : ‘INT VE GULD SEEPEERT 1656’ onjûn troch in tsjokke ,krollige line. Oan dy stavering te sjen waard de stien makke troch in Dokkumer stienhouwer. It seehynder wie it hynder fan Neptunus. De seehynders lutsen de koets fan de seegod troch de oseanen en syn dochters, de Nereïden, rieden op harren rêchen. Seehynders binne dus mytologyske fabeldieren út sterke seemansferhalen en it wiene leafste symboalen foar úthingboerden en gevelstiennen fan seemanskroechen. Omdat Dokkum yn de 17e ieu Admiraliteitsstêd wie en doe noch in iepen ferbining mei de Noardsee hie fia it Grootdiep, leit it foar de hân dat hjir ek de nedige kroegen foar it fertier fan it skipsfolk wiene.
Yn in earder pakhús oan de Wortelhaven sit heech yn de topgevel in yngemitsele rjochthoekiche gevelstien. Op de gevelstien stiet yn it midden in swarte rjochterhân ôfbylde mei oan beide kanten it jiertal 17 54. ûnderoan de stien binne de nammen S : Douwes HANSMA en S IACOBSVERHOEK beitele. Jo moatte fuortendaliks tinke oan it geheime genoatskip fan Pytsje Bell, mar it boek skreaune troch Chris fan Abkoude waard skreaun om 1914 hinne en doe wie dit stientsje al mear as twa ieuwen yn Dokkum te bewûnderen. Dokkum hie dus doe al syn eigen ‘Swarte Hân’ en dizze fynt syn oarsprong yn de famyljenamme fan de wichtige brouwersfamylje Han (d)sma. De skiednis fan dit pakhús is nammentlik nau ferweeve mei dy fan ‘de Gouden Hân’ wat fierderop op de hoeke mei de Vleesmarkt. Der waard wol sein dat men yn ‘de Gouden Hân’ skjinne hannen hold, wylst it wurkfolk hjir op de Wortelhaven swarte hannen krige fan it smoarge wurk… It pakhús oan de Wortelhaven 6 wie langetiid yn gebrûk as sûkerei droegerij. Yn it begjien fan de 19e ieu wie de handel yn droege woartels, de sûkerei, om Dokkum hinne ta grutte bloei kommen. Sûkerei wie in surrogaat foar kofje en tee, dy’t krap wurde wiene en net te beteljen. Dokkum waard in sintrum foar de ferwurking, it heaken, droegjen en mealle fan de sûkereiwoartels. De woartels waarden oanfierd fia it Woudpypke en de Wortelhaven. Hjir stiene pakhuzen en sûkerei droegerijen, wêrfan it gebou mei de Swarte Hân der ien wie.